Citaat:
‘’De laatste vijftig jaar is er een toename van het aantal mensen met paarden en een afname van het aantal paardenmensen.’’
Helaas is dit waar, en we kunnen er alleen samen voor zorgen dat dit weer ten goede komt voor de paarden.
Gezondheid en welzijn van paarden:
Paarden zijn bewegingsdieren, deze beweging is ook erg belangrijk voor de kwaliteit van leven van een paard en voor zijn gezondheid.
In het wild levende paarden hebben een andere dagindeling dan stalpaarden.
In het wild zijn paarden zo'n 60% van hun tijd op zoek naar eten, waarbij ze ongeveer 25-30 kilometer per dag afleggen.
Ze rusten ( staand en liggend ) zo'n 25% van hun tijd en de rest besteden ze aan sociale contacten, rollen, spelen en sex.
In het wild levende paarden hebben een andere dagindeling dan stalpaarden.
In het wild zijn paarden zo'n 60% van hun tijd op zoek naar eten, waarbij ze ongeveer 25-30 kilometer per dag afleggen.
Ze rusten ( staand en liggend ) zo'n 25% van hun tijd en de rest besteden ze aan sociale contacten, rollen, spelen en sex.
Het gemiddeld “stalpaard” besteed 10-15% per dag aan eten, rust ongeveer 60% van de tijd en beweegt bijna niet, behalve als ze gereden worden. Sociaal contact hebben ze weinig, en als maakt de mens de keuze van welk paard er bij het andere paard komt.
Hebben de paarden geluk komen ze op de wei, maar helaas geldt dit geluk voor maar 40% van de Nederlandse paarden.
Hebben de paarden geluk komen ze op de wei, maar helaas geldt dit geluk voor maar 40% van de Nederlandse paarden.
Door het te veel en te lang stilstaan van boxpaarden is de doorbloeding niet voldoende en hierdoor komen veel been- en rugklachten voor en is de kwaliteit van de hoeven vaak matig.
Hieruit blijkt ook meteen het verschil in welzijn voor gedomesticeerde paarden.
Commitee Brambell (1965) meet welzijn van paarden aan 5 vrijheden:
1. vrij van honger, dorst en onjuiste voeding
2. vrij van fysiek en mentaal ongerief
3. vrij van pijn, verwonding en ziekte
4. vrij van angst en chronische stress
5. vrij om natuurlijk gedrag te vertonen
Als 1 of meer van deze vrijheden chronisch overschreden wordt is het welzijn ernstig in gevaar.
Het moge duidelijk zijn dat paarden die 2 keer per dag een schepje biks krijgen en een plakje hooi en de hele dag op stal staan een behoorlijk welzijnsprobleem hebben.
Ze kijken de hele dag tegen muren aan met misschien aan de overkant van de stalgang een ander paard.
Dit welzijnsprobleem uit zich vaak in o.a. stereotypieën, oftewel stalondeugden zoals luchtzuigen, kribbebijten, boxlopen, hoofdschudden, schoppen tegen stal(deur), weven, zelfverminking etc.
Deze stalondeugden maakt bij de paarden endorfine aan, een stof die zorgt voor een tijdelijk gelukkig gevoel en tijdelijke verlichting van pijn.
Dit maakt ook meteen duidelijk dat stalondeugden in hun vaste vorm moeilijk af te leren zijn, omdat ze zelfbelonend zijn voor paarden.
Ze kunnen met een goed management wel behoorlijk verminderen, maar over gaan ze vaak niet helemaal.
Ze kijken de hele dag tegen muren aan met misschien aan de overkant van de stalgang een ander paard.
Dit welzijnsprobleem uit zich vaak in o.a. stereotypieën, oftewel stalondeugden zoals luchtzuigen, kribbebijten, boxlopen, hoofdschudden, schoppen tegen stal(deur), weven, zelfverminking etc.
Deze stalondeugden maakt bij de paarden endorfine aan, een stof die zorgt voor een tijdelijk gelukkig gevoel en tijdelijke verlichting van pijn.
Dit maakt ook meteen duidelijk dat stalondeugden in hun vaste vorm moeilijk af te leren zijn, omdat ze zelfbelonend zijn voor paarden.
Ze kunnen met een goed management wel behoorlijk verminderen, maar over gaan ze vaak niet helemaal.
Paarden die van veulen af aan in groepshuisvesting gehouden worden met voldoende weidegang hebben zelden een stereotypie omdat er in ieder geval aan 4 van de 5 vrijheden constant wordt voldaan. Elk paard heeft eens een verwonding of is eens ziek, maar als alles correct wordt verzorgd is dat geen enkel probleem.
Goed welzijn is niet te meten maar met voldoende kennis van houden van paarden, en zorgen voor balans tussen de behoeften van het paard en de behoefte van de mens heeft een paard een goed leven.
Paarden zijn ook kuddedieren, ze leven in het wild in kuddes, wat veiliger is om in te leven.
Zo'n kudde heeft verschillende samenstellingen, bijv, een alfahengst met een aantal merries ( gemiddeld 2 - 6 ) met veulens.
De oudere hengstveulens worden met een bepaalde leeftijd ( 1.5 - 3 jaar ) uit de kudde verstoten en deze jonge hengsten gaan dan samenleven in een bachelor band.
Ze leren domineren, verliezen, en leren te groeien in deze sociale organisatie tot ze sterk genoeg zijn om hun eigen harem te leiden. Dit gebeurt meestal rond de leeftijd van 5-7 jaar.
Zo'n kudde heeft verschillende samenstellingen, bijv, een alfahengst met een aantal merries ( gemiddeld 2 - 6 ) met veulens.
De oudere hengstveulens worden met een bepaalde leeftijd ( 1.5 - 3 jaar ) uit de kudde verstoten en deze jonge hengsten gaan dan samenleven in een bachelor band.
Ze leren domineren, verliezen, en leren te groeien in deze sociale organisatie tot ze sterk genoeg zijn om hun eigen harem te leiden. Dit gebeurt meestal rond de leeftijd van 5-7 jaar.
De harems zijn over het algemeen vrij constant van samenstelling.
Soms accepteert de alfahengst een jongere hengst in zijn kudde, dit noemt men dan een mutiple male band.
Soms accepteert de alfahengst een jongere hengst in zijn kudde, dit noemt men dan een mutiple male band.
Ook zijn er nog paarden die solitair leven. Dit komt eigenlijk alleen voor bij oudere hengsten (12-15 jaar) die geen harem meer kunnen houden en bij jonge hengsten die op het punt staan een kudde te beginnen. Hengsten aan het einde van hun seksuele leven verliezen vaak hun eigen harem en blijven daarna meestal solitair, maar het komt ook voor dat ze ondergeschikt worden in een andere kudde of zich aansluiten bij een bachelorband.
Merries die in harems leven voeden hun veulens samen op met de andere merries, de veulens worden geledelijk gespeend tot de leeftijd van 8-9 maanden, ongeveer 8 weken voor hun moeder het nieuwe veulen krijgt.
In de gedomesticeerde situatie worden veulens vaak al met 3-4 maanden gespeend, en vaak ook te plots, wat serieuze trauma's meebrengt voor moeder en veulen.
In de gedomesticeerde situatie worden veulens vaak al met 3-4 maanden gespeend, en vaak ook te plots, wat serieuze trauma's meebrengt voor moeder en veulen.
Beter is om de veulens wat later en veel geleidelijker te spenen.
Het stap voor stap opbouwen dat het veulen zonder de mama kan en omgekeerd zorgt voor veel minder stress bij beide dieren, wat uiteraard het gehele welzijn ten goede komt.
Het stap voor stap opbouwen dat het veulen zonder de mama kan en omgekeerd zorgt voor veel minder stress bij beide dieren, wat uiteraard het gehele welzijn ten goede komt.