Vijf basiselementen:
  • ontspanning
  • aanleuning
  • rechtrichten
  • verzamelen
  • oprichten
Ontspanning + voorwaarts neerwaarts
Deze fase kent twee elementen, namelijk psychische en fysieke ontspanning.
Psychische ontspanning is noodzakelijk om tot fysieke te komen. Een paard dat in een vreemde omgeving komt of plotseling tussen veel vreemde paarden moet lopen, zal kijkerig en onzeker zijn. Het is goed het paard de tijd te geven aan de situatie te wennen, hem te laten kijken, rustig rond te stappen, de teugels wat lang te laten en zelf vooral te ontspannen in het zadel. Spanning bij de ruiter pakt elk paard in zo'n situatie feilloos op. Hoewel het niet altijd mogelijk zal zijn, is loswerken een prima methode om het paard te laten ontspannen, niet alleen psychisch maar ook fysiek.
Is de grootste spanning "tussen de oren" weg, dan is het zaak het paard met name zijn rugspieren te laten ontspannen. Door de hals uit te nodigen zich te strekken, kan het paard zijn balans gaan zoeken. Een gevende hand, een vlot tempo en eventueel een iets verlichte zit zullen het paard zijn hals laten verlengen. De juiste halslengte is globaal die lengte waarbij de hals tevens een neerwaartse tendens krijgt.
 
Aanleuning
In de aanleuning vormt de ruiter zich verder een beeld van het paard. Hoe accepteert het paard het bit, geeft het paard direct na op de opgewekte druk en laat het zijn rug dus los of pakt het juist het bit aan een zijde vast en is er aan de andere teugel geen of weinig contact. Is het paard erg gevoelig in de mond, durft het ook aanleuning te nemen op het bit, kruipt het achter de teugel of hangt het paard juist enorm zwaar in de hand. Deze informatie vertelt de ruiter veel over de mate van africhting van het paard en over de mate van scheefheid.
 
Horizontale en verticale evenwicht
Maar voordat een paard zijn horizontale evenwicht meer naar achteren kan verleggen, zich meer kan verzamelen, zal het rechtgericht moeten zijn. Rechtrichten betekent het verticale evenwicht ten opzichte van de grond herstellen. Een belangrijke stap, die het paard in staat zal stellen om vanuit een gelijke gewichtsverdeling over zijn benen, zijn rug te ontspannen en zijn buikspieren te sluiten. De derde fase in deze trainingsmethode.
 
Rechtrichten
Het eerder genoemde boek Das Gymnasium des Pferdes van Steinbrecht heeft van hem het motto "Reite dein Pferd vorwarts und richte es gerade" meegekregen. Daarmee geeft hij al aan hoe groot het belang van het rechtrichten is. Een oude meester als La Gueriniere spreekt over rechtrichten, en het onderwerp komt uitgebreid aan bod in de Duitse "dressuurbijbel", het Skala der Ausbildung.
 
Hoe herkent u de scheefheid van een paard?
Elk paard heeft een natuurlijke scheefheid, dat wil zeggen dat elk paard ofwel een buiging naar rechts, ofwel een buiging naar links heeft. Hoe herkent u de natuurlijke scheefheid van uw paard? Als voorbeeld een rechtsgebogen paard.
 
Rechtsgebogen
De bespiering van dit paard is kort, stijf en sterk aan de rechter zijde, de holle zijde. De bespiering aan de linkerzijde is lang, soepel en relatief slap. De linkerzijde is de bolle zijde. Het rechtsgebogen paard heeft een overbelasting op zijn linkervoorbeen, soms zo waarneembaar wanneer u recht voor het vierkant staande paard staat. Achter het paard staand zal het bekken aan de lange zijde, in dit geval dus de linker zijde lager zijn. De ribben van het paard zullen links iets meer buiten de achterhand tevoorschijn komen dan rechts.
 
In beweging
De beenzetting van het paard zal op de rechterhand zo zijn dat het zijn buitenbeen onder de massa zet, in plaats van het binnenbeen. Op de linkerhand lopend zal het paard zich niet buigen maar zich min of meer over de schouder naar binnen laten vallen. Ter compensatie zal zijn achterhand naar buiten zwaaien. Veelvoorkomend is dat het paard op de linkerhand zal versnellen om te voorkomen dat hij valt.
 
Onder het zadel
Rijdend op dit paard heeft de ruiter een zwaardere aanleuning op de linker teugel, terwijl er nauwelijks of geen contact is op de rechter. Het paard loopt tegen het linkerbeen van de ruiter. Op de rechterhand rijdend, zijn "gemakkelijke kant", gooit het paard niet alleen zijn eigen gewicht naar buiten, maar ook het gewicht van de ruiter. Het zadel zakt naar de linkerkant en de voeten van de ruiter in de beugels verschillen in hoogte soms meer dan 10 centimeter! Onbewust versterkt de ruiter zo de scheefheid van zijn paard. Op de linkerhand zal het paard zich naar binnen laten vallen over de schouder, waarop veel ruiters reageren hierop door zelf naar buiten te gaan zitten. Ook dit houdt de scheefheid juist in stand.
 
Problemen als gevolg van scheefheid
Het belangrijkste probleem is dat het paard door zijn scheefheid zijn rug niet kan ontspannen. Zonder deze ontspanning kan het paard, dat een rugganger is, nooit voldoen aan onze wens om de achterhand onder te brengen, zich te verzamelen en achter te gaan dragen.
Een niet rechtgericht paard heeft voortdurend te kampen met een overbelasting van zijn voorbeen aan zijn lange zijde. Een veelvoorkomend gevolg hiervan is onregelmatig lopen of kreupelheid, waar vaak het etiket hoefkatrol op geplakt wordt.
Verder uit de scheefheid zich in een scheef bekken, een ongelijke aanleuning, gebrek aan buiging naar een kant, aanspringen in de verkeerde galop, niet vierkant stilstaan, knarsetanden, tong over het bit gooien, soms zelfs in staken, bokken, steigeren. De oplossing blijkt vaak gelegen in het rechtrichten van het paard. De vraag is nu: hoe te handelen?
 
Het paard rechtrichten
Een rechtgericht paard is een paard dat zich desgevraagd even gemakkelijk naar links als naar rechts kan buigen vanuit een gelijke aanleuning.
Dat betekent dat de spieren van het rechtsgebogen paard (als voorbeeld) aan de holle kant langer en soepeler zullen moeten worden en die aan de bolle zijde korter en sterker.
Men begint met werken aan de hand met een kaptoom. Deze geeft een fijne en zachte druk door aan het paard.
Het werk aan de hand is om een paard te leren buigen en voorwaarts neerwaarts te laten lopen en goed te leren dragen van het achterbeen. Men begint met een oefening aan de hand op de volte, waarbij men het paard laat ondertreden met het binnenachterbeen onder het zwaartepunt.
Dan gaat men over naar longeren, waarbij men de cirkel geleidelijk aan vergroot zonder verlies van lengtebuiging en het goed plaatsen van het binnen achterbeen.
Het paard zoekt zijn balans op de grotere voltes tijdens overgangen en tempowisselingen.
Altijd beginnen en eindigen aan de “goede”kant.
 
Het rijden
Als het paard de ruiterhulpen aan de longe snapt en conditie aan de longe heeft opgebouwd, kan begonnen worden met het rijden:
Grote voltes rijden; slangenvoltes rijden; van hand veranderen; rechtuit met lengtebuiging. Alles eerst in stap, daarna ook en draf.
Een paard dat rechtgericht is en zich buigt in de wendingen in plaats van zich te laten vallen, kan zijn ruiter in balans dragen en zal, verlost van de eerdere overbelasting, zijn rugspieren ontspannen en nageven. Een paard dat nageeflijk "door zijn lijf heen" beweegt, is in staat om getraind te worden in het rijkunstig evenwicht. Het paard kan leren om zijn horizontale evenwicht meer naar de achterhand te verplaatsen.
 
Verzamelen en oprichten
Het doel van het verzamelen is om het paard te leren zijn achterhand meer onder de massa, onder zijn zwaartepunt te brengen. Belangrijk hierbij is dat de ruiter zijn paard van achter naar voren blijft rijden, zodat de hals van het paard nooit kort gemaakt wordt door een terugwerkende hand. Het paard moet daarentegen juist veel front maken. De achterhand zakt immers door het vermeerderd ondertreden. De neus blijft voor de loodlijn. Let op dat takt en regelmaat behouden blijven.
Treedt het paard goed door met zijn achterhand, dan bestaat de vijfde fase in de africhting daaruit dat het paard ook meer gewicht gaat dragen met de achterbenen. Uitgangspunt hierbij blijft de drang naar voren, die vervolgens door ophoudingen "terugveert" naar de achterbenen. Een ophouding is een gelijktijdige inwerking van zit, been en bovenlichaam. De ruiter spant zijn bilspieren, maakt zich groot aan de voorkant en geeft extra impuls en vraagt zodoende hetzelfde van zijn paard. Ontspant de ruiter zit en benen en komt het bovenlichaam iets naar voren, dan maakt het paard zich langer. Oprichten en naar voren rijden maken van het paard als het ware een harmonica. Een geweldige gymnastische oefening voor souplesse en kracht. En een enorme ervaring om te voelen hoe het geschoolde paard op een kleinste hulpen direct antwoord geeft en zich als een ware atleet met gemak onder u beweegt.